“De dokter, de pastoor en de burgemeester waren de enige klanten met een auto in die tijd.” Albert Roxs legt uit dat de klantenkring van zijn vader Harrie Roxs in 1932 nog niet zo groot was als nu. Inmiddels is het bedrijf uitgegroeid tot een vernieuwend bedrijf met de modernste apparatuur, en de kennis en ervaring van bijna 90 jaar vakmanschap.
In 1932 was het Harrie Roxs die het familiebedrijf oprichtte. In een hoekpand op de Woenselsestraat 43 kwamen de dokter, pastoor en de burgemeester langs om met de Shell-pomp het benzinepeil van hun auto’s aan te vullen. Maar daar hield de service van Autobedrijf Roxs niet op. “Fietsen, motoren, haarden en kachels; alles konden we maken en repareren”, vertelt Albert Roxs.
Toen in 1939 de Tweede wereldoorlog uitbrak braken daarmee ook zware tijden aan voor Harrie Roxs en zijn familie.
Veel andere bedrijven gingen failliet, maar het autobedrijf bleef overeind. De vraag naar ijzer en gereedschap bleef. Harrie Roxs ging zich meer richten op het maken en repareren van schoppen, axen en landbouwmachines. Terwijl de oorlog doorwoekerde, werden de mensen steeds armer, en het eten schaarser.
Autobedrijf Roxs smeedde zinken onderdelen om, en maakte er emmers en teiltjes van. Die teiltjes en emmers werden met omwonende boeren geruild tegen eten.
Na de oorlog vond vooral in de Randstad snelle wederopbouw plaats. In Den Haag was een tekort aan benzinepompen, en zo besloot Shell de benzinepomp bij Roxs Auto’s weg te halen en te plaatsen in Den Haag.
Harrie Roxs stapte kort hierna over op maar liefst drie benzinepompen van oliemaatschappij BP. De economie trok aan en Roxs Auto’s was klaar voor uitbreiding.
Toen het bedrijf verhuisde naar nummer 120 van diezelfde Woenselsestraat, werd naast de werkzaamheden in de werkplaats en aan de pomp, begonnen met de in- en verkoop van tweedehands auto’s.